Uitblijven van een reactie op de herhaalde verzoeken van verzoekster aan de Regering van Curaçao om haar werkzaamheden te mogen hervatten na verstrijking van de aan haar opgelegde schorsing.

Aangepast:

Verzoekster heeft de Ombudsman van Curaçao
op 16 september 2024 verzocht om de behoorlijkheid te onderzoeken van een gedraging die
aan de Minister van Financiën kan worden toegerekend. In essentie klaagt verzoekster erover
dat haar diverse verzoeken aan de Regering van Curaçao - via tussenkomst van het Hoofd van
de Inspectie der Belastingen - om haar werkzaamheden te mogen
hervatten na (i) de vernietiging door de ambtenarenrechter van de aan haar opgelegde
toegangsontzegging van 26 mei 2023 en (ii) het verstrijken van de aan haar opgelegde schorsing
op 1 juli 2023, ten onrechte en zonder geldige reden niet inhoudelijk zijn beantwoord.

De afdeling Beleidsorganisatie Human Resources en Organisatie van het
Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening was
betrokken bij de rechtszaken naar aanleiding van de hierboven vermelde toegangsontzegging
en schorsing. Om die reden heeft (een medewerker van het Bureau van) de Ombudsman bij email
van 2 oktober 2024 het verzoekschrift van verzoekster doorgestuurd naar de gemachtigde
van de Regering van Curaçao, die destijds bij de rechtszaak over de schorsing betrokken was,
met het verzoek om informatie over de stand van zaken in deze kwestie.
 

Bij e-mail van 4 oktober 2024 heeft de hierboven genoemde gemachtigde een document van
ARBO Consult overgelegd en de Ombudsman geïnformeerd dat hij kan informeren over de
stand van zaken met betrekking tot de hervatting van de werkzaamheden van verzoekster bij
de Inspectie.

Bij brief van 19 november 2024 heeft de Ombudsman het verzoekschrift van verzoekster van
16 september 2024 aangeboden aan de Minister van Financiën, met het verzoek om een
inhoudelijke reactie en om alle op deze zaak betrekking hebbende stukken bij zijn reactie te
voegen. Tegelijkertijd werd de Minister van Financiën uitgenodigd voor een hoorzitting die op
11 december 2024 zou plaatsvinden op het kantoor van de Ombudsman.
 

Omdat de Minister van BPD verantwoordelijk is voor de uitvoering van het ambtenarenbeleid
van Curaçao en, zoals uit de beschikbare informatie blijkt, op de hoogte is van het geval van
verzoekster, heeft de Ombudsman bij brief van 19 november 2024 ook aan hem het
verzoekschrift van 16 september 2024 aangeboden, met het verzoek om een inhoudelijke
reactie en om alle op de zaak betrekking hebbende stukken bij zijn reactie te voegen. Tevens
werd de Minister van BPD uitgenodigd voor de hoorzitting van 11 december 2024.
 

Bij brief van 26 november 2024 heeft de Ombudsman verzoekster uitgenodigd om deel te
nemen aan de hoorzitting van 11 december 2024.
 

Bij e-mail van 6 december 2024 heeft de gemachtigde van de Minister van Financiën verzocht
om uitstel van de hoorzitting naar de week van 16 december 2024, aangezien niet alle bij deze
kwestie betrokken personen beschikbaar waren op de oorspronkelijk vastgestelde datum.

Naar aanleiding van het uitstelverzoek van het Ministerie van Financiën heeft de Ombudsman,
na telefonisch contact met verzoekster, de Ministers van Financiën en BPD bij e-mails van 9 en
10 december 2024 geïnformeerd dat de hoorzitting is verplaatst naar 17 december 2024.
 

Bij e-mail van 17 december 2024 heeft de Minister van Financiën alle op deze zaak betrekking
hebbende stukken overgelegd.
 

Aan de hoorzitting van 17 december 2024 hebben verzoekster, haar gemachtigde en mevrouw
J.I., Hoofd van de Inspectie, deelgenomen. Er waren geen vertegenwoordigers van het
Ministerie van BPD aanwezig.
 

Bij brief van 20 december 2024 heeft de Ombudsman, conform artikel 19, eerste lid, van de
Landsverordening ombudsman, de Minister van BPD opgeroepen voor een hoorzitting die zal
plaatsvinden op 23 januari 2025 ten kantore van de Ombudsman.
Aan de hoorzitting van 23 januari 2025 hebben de gemachtigde van verzoekster en mevrouw
N.N., waarnemend directeur van HRO, deelgenomen.
 

Bij e-mail van 29 januari 2025 is de tijdens de hoorzitting van 23 januari 2025 gemaakte afspraak
voor alle partijen bevestigd.
 

Bij e-mail van 11 februari 2025 is mevrouw N. herinnerd aan de afspraak die tijdens de
hoorzitting van 23 januari 2025 is gemaakt.
 

De Voorlopige Bevindingen in deze zaak zijn op 5 maart 2025 uitgebracht en op 6 maart 2025
toegezonden aan verzoekster en aan de Ministers van Financiën en van Bestuur, Planning en
Dienstverlening. Verzoekster en beide Ministers zijn in de gelegenheid gesteld om zich hierover
uit te laten.
 

Verzoekster heeft op 3 april 2025 schriftelijk gereageerd op de Voorlopige Bevindingen. De
Ministers van Financiën en van BPD hebben niet gereageerd op de Voorlopige Bevindingen.
 

De bevindingen
De voor de beoordeling van dit verzoek relevante bevindingen kunnen, kort samengevat, als volgt
worden weergegeven.
Verzoekster is als ambtenaar werkzaam bij de Inspectie in de functie van [naam functie]. Bij
brief van 26 mei 2023 is haar door het Hoofd van de Inspectie de toegang tot haar werkplek
ontzegd. Deze toegangsontzegging is bij uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken
van 26 juni 2023 vernietigd.
De Regering van Curaçao heeft verzoekster in het belang van de dienst bij Landsbesluit van
1 juli 2023 voor de duur van drie maanden geschorst in haar ambt. Bij uitspraak van het Gerecht

van 29 september 2023 is het bezwaar van verzoekster tegen dit schorsingsbesluit ongegrond
verklaard.
 

Na het verstrijken van de aan haar opgelegde schorsing heeft verzoekster zich bij de Inspectie
gemeld, maar zij werd wegens het ontbreken van een werkplek niet toegelaten.
Uit het document van ARBO Consult dat de Ombudsman bij e-mail van 4 oktober 2024 heeft
ontvangen, blijkt dat de bedrijfsarts verzoekster per 25 januari 2024 volledig arbeidsongeschikt
heeft verklaard. Ingaande 7 februari 2024 zou zij voor 50% arbeidsgeschikt zijn. Op
28 februari 2024 zou een herevaluatie door ARBO Consult plaatsvinden. Verder blijkt uit het
document dat verzoekster – conform de indicatie van de Inspectie – een traject begeleid door
ARBO Consult heeft gevolgd. Daarnaast adviseert ARBO Consult in dit geval om verzoekster
voor te dragen voor het mobiliteitsplan van de overheid.
 

Op 7 februari 2024 heeft verzoekster het Belangstellingsregistratieformulier ingevuld, waarbij
zij – onder andere – drie voorkeursfuncties bij andere ministeries heeft opgegeven.
 

Bij brief van 23 augustus 2024 heeft het Ministerie van BPD – voor zover hier relevant – aan de
Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën meegedeeld dat, naar aanleiding van
gesprekken tussen ARBO Consult en de projectleider mobiliteit inzake ambtenaren die
langdurig ziek zijn en/of onder ARBO-begeleiding staan, is geconcludeerd dat verzoekster een
neuropsychologisch onderzoek dient te ondergaan.
 

Tijdens de hoorzitting van 17 december 2024 heeft het Hoofd van de Inspectie onder andere
aangegeven dat niet duidelijk is waar de procedure bij HRO is vastgelopen. Verzoekster heeft
tijdens de hoorzitting verklaard dat ook zij niets concreets van het Mobiliteitsteam van HRO
heeft vernomen. Afgesproken werd dat de Ombudsman contact zal opnemen met het
Ministerie van BPD om een nieuwe datum voor een hoorzitting eind januari 2025 vast te stellen.
Verzoekster en het Ministerie van Financiën zijn niet verplicht deze tweede hoorzitting bij te
wonen.
 

Tijdens de hoorzitting van 23 januari 2025 is afgesproken dat mevrouw N., na overleg met de
ARBO-arts, verzoekster en de Ombudsman uiterlijk op 6 februari 2025 zou informeren over de
termijn waarbinnen een beslissing van de overheid in deze kwestie verwacht kan worden.
Tot op heden hebben verzoekster, noch de Ombudsman een reactie van de overheid
ontvangen inzake de herplaatsing van verzoekster.
 

Beoordeling
Vaststaat dat verzoekster sinds 1 oktober 2023, dus na afloop van de aan haar opgelegde
schorsing, haar werkzaamheden bij de Inspectie niet heeft kunnen hervatten, terwijl zij
daartoe wel bereid is. Verzoekster heeft zich namelijk na afloop van de schorsing op de
werkvloer gemeld. Begin 2024 is zij gedurende een periode arbeidsongeschikt geweest, maar uit het dossier blijkt dat zij in ieder geval vanaf 7 februari 2024 in staat was om haar
werkzaamheden te hervatten. Tot op heden wordt verzoekster echter niet toegelaten om
haar werkzaamheden te hervatten.


Verder staat vast dat verzoekster het afgelopen jaar tevergeefs meerdere keren, zowel
mondeling als schriftelijk, het Hoofd van de Inspectie en HRO heeft verzocht om duidelijkheid
over haar rechtspositie. Tot op heden heeft zij echter geen schriftelijke vastlegging
ontvangen waarin wordt toegelicht waarom zij haar werkzaamheden niet kan hervatten.
Hiermee handelt het bevoegde gezag niet alleen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel,
maar ook in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Verzoekster verkeert
hierdoor al meer dan een jaar in ernstige onzekerheid omtrent haar rechtspositie.
 

Uit het verloop van deze procedure concludeert de Ombudsman dat noch de Minister van
Financiën, noch de Minister van BPD duidelijkheid heeft over de vraag of, en zo ja op welke
termijn, verzoekster haar werkzaamheden kan hervatten. Beide Ministers handelen daarmee
in beginsel in strijd met het vereiste dat de overheid voortvarend en slagvaardig dient op te
treden.
 

In het licht van het voorgaande merkt de Ombudsman op – zoals reeds eerder vermeld in zijn
rapport van 20 juni 2024, dossiernummer 20220538 – dat zowel van de ambtenaar als van
de overheid (en haar leidinggevende ambtenaren) mag worden verwacht dat zij zich
inspannen om op basis van de beginselen van goed werknemerschap en goed
werkgeverschap op een acceptabele wijze met elkaar om te gaan.
 

Op grond van de thans beschikbare informatie staat onomstotelijk vast dat er sinds 2023
sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie tussen verzoekster en de Inspectie, en dat
voortzetting van het dienstverband bij de Inspectie voor beide partijen niet wenselijk is. In
dat kader heeft verzoekster op 7 februari 2024 het Belangstellingsformulier ingevuld, waarbij
zij drie voorkeursfuncties bij andere ministeries heeft opgegeven. Tot op heden heeft zij
echter geen inhoudelijk bericht ontvangen van het Mobiliteitsteam of van het Ministerie van
Financiën over een mogelijke overplaatsing of de stand van zaken daaromtrent. Daarmee
handelt de overheid in strijd met het vereiste van transparantie in haar optreden.
 

Uit het verloop van deze procedure is hoe dan ook gebleken dat een terugkoppeling van het
Mobiliteitsteam noodzakelijk is om verzoekster de vereiste duidelijkheid te verschaffen. In
dat kader merkt de Ombudsman op dat, hoewel het Mobiliteitsteam niet onder het
Ministerie van Financiën ressorteert, uit de beschikbare stukken niet is gebleken dat de
Minister van Financiën – die in dit geval nog steeds de eindverantwoordelijkheid draagt voor
verzoekster als medewerker van de Inspectie – concrete stappen heeft genomen, dan wel
heeft laten nemen, om verzoekster de benodigde inhoudelijke duidelijkheid te verschaffen.

Oordeel
Op grond van het voorgaande oordeelt de Ombudsman dat het uitblijven van een inhoudelijke reactie
op de herhaalde verzoeken van verzoekster aan de Regering van Curaçao – door tussenkomst van het
Hoofd van de Inspectie – om haar werkzaamheden te mogen hervatten, niet als behoorlijk kan worden
aangemerkt. Het verzoek wordt derhalve gegrond verklaard.

Aanbeveling
De Ombudsman geeft de Minister van Financiën in overweging om het verzoek van verzoekster tot
hervatting van haar werkzaamheden binnen acht weken na dagtekening van dit rapport schriftelijk en
deugdelijk gemotiveerd te (doen) beantwoorden.

Willemstad, 11 april 2025

De Ombudsman van Curaçao,


K.R. Concincion