Uitblijven van de volledige uitbetaling van werkzaamheden die verzoekster voor het Ministerie van GMN heeft verricht
Verzoekster  heeft op 2 september 2024 de Ombudsman van Curaçao
 verzocht de behoorlijkheid te onderzoeken van gedragingen van twee
medewerkers van het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur (hierna: het Ministerie van
GMN), namelijk een medewerker van Human Resources Management en de secretarisgeneraal
. Verzoekster klaagt dat deze medewerkers sinds begin 2022 geen
zorg hebben gedragen voor de volledige uitbetaling van werkzaamheden die zij van
17 november 2021 tot en met 20 januari 2022 heeft verricht voor het Ministerie van GMN. Het
uitblijven van de volledige uitbetaling kan als gedraging aan de Minister van Gezondheid, Milieu
en Natuur  worden toegerekend.
1.2 Bij e-mail van 4 september 2024 verzocht (een medewerker van het Bureau van) de
Ombudsman de sg GMN om een update van de stand van zaken.
1.3 Bij e-mail van dezelfde dag bevestigde de sg GMN de ontvangst van het verzoek en gaf aan dat
het ministerie binnenkort inhoudelijk op het bericht zou reageren.
1.4 Bij brief van 9 oktober 2024 heeft de Ombudsman het verzoekschrift van 2 september 2024
aangeboden aan de Minister van GMN, met het verzoek om een inhoudelijke reactie en
toevoeging van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. In dezelfde brief is de Minister
van GMN tevens uitgenodigd voor een hoorzitting op 12 november 2024.
1.5 Bij brief van 14 oktober 2024 is verzoekster uitgenodigd voor deelname aan de hoorzitting van
12 november 2024.
1.6 Op 15 oktober 2024 werd een digitaal afschrift van de brief van 9 oktober 2024 aan de sg GMN
toegezonden.
1.7 Op 6 november 2024 heeft de sg GMN inhoudelijk gereageerd en de relevante stukken
overgelegd.
1.8 Na ontvangst en bestudering van de reactie en bijlagen van de sg GMN besloot de Ombudsman
ook de Minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening  bij het
onderzoek te betrekken. Daarom werd op 7 november 2024 het verzoekschrift toegezonden
aan de sg van het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening , met het
verzoek dit onder de aandacht van de Minister van BPD te brengen. Op dit verzoek is geen
reactie ontvangen.
1.9 Op 7 november 2024 is de Minister van BPD uitgenodigd voor de hoorzitting van 12 november
2024.
1.10 Bij e-mail van 11 november 2024 heeft de sg GMN verzocht om uitstel van de hoorzitting. Dit
uitstelverzoek is na telefonisch contact met verzoekster door de Ombudsman ingewilligd.
1.11 Bij e-mail van 12 november 2024 zijn verzoekster, de sg GMN en de sg BPD geïnformeerd dat
de hoorzitting is verplaatst naar 21 november 2024.
1.12 Op 21 november 2024, de dag van de hoorzitting, heeft de waarnemend directeur van de
afdeling Human Resources en Organisatie van het Ministerie van BPD  per e-mail
de op deze zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en verzocht om uitstel van de
hoorzitting.
1.13 Deze stukken werden doorgestuurd aan verzoekster en de sg GMN, die uiterlijk op 21
november 2024 vóór 12.00 uur hun standpunt over het uitstelverzoek mochten kenbaar
maken. Daarbij werd meegedeeld dat bij toewijzing van het verzoek de hoorzitting zou worden
verplaatst naar eind januari 2025.
1.14 Bij e-mail van 21 november 2024 heeft de sg GMN de Ombudsman medegedeeld akkoord te
gaan met het uitstelverzoek.
1.15 Verzoekster heeft bij e-mail van 21 november 2024 – kort samengevat – aangegeven dat zij
niet instemt met uitstel van de hoorzitting. Zij gaf daarbij aan dat zij al geruime tijd met deze
kwestie bezig is en dat de hoorzitting bovendien al eerder is uitgesteld.
1.16 De Ombudsman besloot de hoorzitting alsnog uit te stellen en informeerde op 14 januari 2025
de betrokkenen dat deze zal plaatsvinden op 23 januari 2025.
1.17 Aan de hoorzitting van 23 januari 2025 hebben deelgenomen: verzoekster, de sg GMN, de HRmedewerker
van het Ministerie van GMN, de waarnemend directeur van HRO en het
afdelingshoofd financiële administratie van de Shared Service Organisatie van het Ministerie
van BPD .
1.18 De op de hoorzitting gemaakte afspraak is op 7 februari 2025 per e-mail bevestigd aan alle
betrokken partijen.
1.19 Bij e-mail van 26 februari 2025 zijn de sg GMN en de waarnemend directeur van HRO herinnerd
aan deze afspraak. Diezelfde dag liet de sg van het Ministerie van GMN aan de Ombudsman
weten dat op ambtelijk niveau was afgesproken dat het Ministerie van BPD een formele reactie
zou opstellen, die uiterlijk op 4 maart 2025 aan de Ombudsman zou worden toegezonden.
1.20 De schriftelijke reactie van het Ministerie van BPD is tot op heden niet ontvangen.
1.21 De Voorlopige Bevindingen in deze zaak zijn op 7 mei 2025 uitgebracht en toegezonden aan
verzoekster en aan de Ministers van GMN en van BPD. Verzoekster en beide Ministers zijn in
de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. Een digitaal afschrift van de Voorlopige
Bevindingen is naar de sg GMN en de directeur HRO gezonden.
1.22 De sg GMN heeft bij e-mail van 10 mei 2025 gereageerd op de Voorlopige Bevindingen.
Verzoekster heeft bij e-mail van 9 juni 2025 gereageerd. Van de Minister van BPD is geen reactie
op de Voorlopige Bevindingen ontvangen.
2. De bevindingen
De voor de beoordeling van dit verzoek relevante bevindingen kunnen, kort samengevat, als volgt
worden weergegeven.
2.1 Verzoekster was als oproepkracht werkzaam bij de Fundashon Kuido di Ambulans Kòrsou
, een overheidsstichting die ressorteert onder de verantwoordelijkheid van de
Minister van GMN.
2.2 Mede vanwege het incidentele karakter van haar werkzaamheden bij FKAK, besloot de overheid
haar in te zetten bij het COVID-vaccinatieproject van het Ministerie van GMN.
2.3 In dat kader verrichtte verzoekster van 17 november 2021 tot en met 20 januari 2022, op basis
van een arbeidsovereenkomst met een maandloon van NAf XXXX,- werkzaamheden als
Verpleegkundige/Verzorgende bij de Uitvoeringsorganisatie Geneeskundige en
Gezondheidszaken van het Ministerie van GMN. Haar aanstelling werd bij landsbesluit van 16
augustus 2022 formeel bevestigd.
2.4 De salarisadministratie van FKAK en van het Ministerie van GMN wordt uitgevoerd door de
afdeling Shared Services en Organisatie van het Ministerie van BPD . In januari
2022 ontving SSO twee verschillende salaris-gerelateerde mutaties met betrekking tot
verzoekster. Het was voor SSO onduidelijk of verzoekster reeds loon had ontvangen voor de
dagen waarop zij vervangingswerkzaamheden verrichtte voor FKAK. Bovendien vertoonde de
urenregistratie, volgens SSO, overlap tussen de werkzaamheden van verzoekster voor FKAK en
haar inzet bij het Ministerie van GMN. Daarom werd de verdere loonbetaling voor haar
werkzaamheden bij GMN opgeschort, in afwachting van een zorgvuldige interne beoordeling
van de gewerkte uren.
2.5 Naar aanleiding van het voorgaande is de sg GMN bij brief van 5 oktober 2022 door het
afdelingshoofd Salaris van SSO verzocht om nadere toelichting.
2.6 In een brief van 8 december 2022 aan de directeur van SSO bevestigde de sg GMN dat
verzoekster in de betreffende periode ook werkzaamheden voor FKAK had verricht.
Tegelijkertijd werd aangegeven dat zij op de dagen waarop zij voor het project van GMN werkte,
geen diensten voor FKAK heeft uitgevoerd.
2.7 Sinds begin 2022 heeft verzoekster herhaaldelijk – zowel schriftelijk als mondeling – contact
gehad met medewerkers van het Ministerie van GMN, onder wie de HR-medewerker genoemd
in paragraaf 1 van dit rapport en de sg GMN, over de uitbetaling van haar volledige loon.
2.8 Op 22 december 2022 is het dossier van verzoekster door het Ministerie van GMN ter
beoordeling overgedragen aan de afdeling Personeelsadministratie van het
organisatieonderdeel SSO.
2.9 Op 11 maart 2024 vond overleg plaats tussen het Ministerie van GMN en het afdelingshoofd
Personeelsadministratie van SSO. Het Ministerie van GMN verzocht daarbij opnieuw om een
spoedige beoordeling en afhandeling van het geval van verzoekster. Op grond van de
beschikbare informatie kan worden vastgesteld dat een reactie van het Ministerie van BPD tot
op heden is uitgebleven.
2.10 In een e-mail van 21 november 2024 liet de waarnemend directeur HRO namens het Ministerie
van BPD weten dat verzoekster als ambtenaar wordt aangemerkt. Volgens de
Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht kan een ambtenaar niet tweemaal uit de
Landskas worden betaald.
2.11 Tijdens de hoorzitting van 23 januari 2025 werd vastgesteld dat verzoekster op grond van een
arbeidsovereenkomst werkzaamheden had verricht voor het Ministerie van GMN en recht
heeft op loon. Het Ministerie van BPD gaf in dit verband echter aan dat het betaalsysteem van
SSO slechts salarissen kan uitbetalen voor werkzaamheden bij één overheidsentiteit per
periode. Betaling aan verzoekster voor werkzaamheden die zij heeft verricht voor zowel FKAK
als het Ministerie van GMN zou dan ook technisch moeilijk uitvoerbaar zijn.
2.12 Tijdens de hoorzitting verzocht BPD om een maand voor nader onderzoek. Afgesproken werd
dat verzoekster uiterlijk op 24 februari 2025 schriftelijk zou worden geïnformeerd over het
resultaat van dit nader onderzoek, met betrekking tot de uitbetaling van haar salaris voor de
werkzaamheden die zij in de periode van 17 november 2021 tot en met 20 januari 2022 voor
het Ministerie van GMN heeft verricht.
2.13 De sg GMN heeft de Ombudsman bij e-mail van 26 februari 2025 geïnformeerd dat de
ministeries van GMN en BPD na de hoorzitting overleg hadden gevoerd over deze zaak, met
het oog op verdere afstemming. In dit kader is overeengekomen dat het Ministerie van BPD
uiterlijk op 4 maart 2025 via de Ombudsman een formele reactie zou aanleveren.
2.14 Deze reactie is niet ontvangen en het loon van verzoekster is nog altijd niet volledig uitbetaald.
2.15 In zijn reactie van 10 mei 2025 op de Voorlopige Bevindingen heeft de sg GMN aangegeven dat
hij op 25 maart 2025 het Ministerie van BPD opnieuw had verzocht om, conform de gemaakte
afspraken, een formele reactie aan de Ombudsman te doen toekomen. Aangezien zijn verzoek
van 25 maart 2025 onbeantwoord is gebleven, gaf de sg GMN aan dat hij het Ministerie van
BPD opnieuw zou benaderen met het dringende verzoek de formele reactie alsnog op korte
termijn aan te leveren.
2.16 De Ombudsman heeft nadien geen aanvullend bericht ontvangen van het Ministerie van GMN
of het Ministerie van BPD.
3. Beoordeling
3.1 In het onderhavige geval staat vast dat verzoekster in de periode van 17 november 2021 tot en
met 20 januari 2022 werkzaamheden heeft verricht voor zowel FKAK als voor het Ministerie
van GMN. Tevens staat onweersproken vast dat zij op de dagen waarop zij werkte voor het
GMN-project geen diensten heeft uitgevoerd voor FKAK. Het uitbetalen van verzoekster voor
de door haar uitgevoerde werkzaamheden zou dan ook niet leiden tot dubbele of onterechte
betalingen.
3.2 Het feit dat verzoekster – inmiddels al meer dan drie jaar – niet is betaald voor de door haar
verrichte werkzaamheden en nog steeds in onzekerheid verkeert over de uitbetaling, is niet in
overeenstemming met hetgeen van een goed werkgever mag worden verwacht. In dit verband
merkt de Ombudsman op – zoals reeds eerder vermeld in zijn rapporten van 20 juni 2024
(dossiernummer 20220538) en 11 april 2025 (dossiernummer 20240737) – dat een
overheidsmedewerker mag verwachten dat de overheid, inclusief haar leidinggevenden,
handelt volgens de beginselen van goed werkgeverschap. Dat houdt in dit geval onder meer in
dat het loon tijdig en volledig wordt uitbetaald.
3.3 Uit de beschikbare informatie is genoegzaam gebleken dat de desbetreffende ambtenaren van
het Ministerie van GMN, die in principe belast waren met de zorg voor de uitbetaling van
verzoekster, meerdere malen aan de bel hebben getrokken bij het Ministerie van BPD om
ervoor te zorgen dat verzoekster kon worden betaald. Het feit dat het Ministerie van BPD de
betalingen desalniettemin niet heeft verricht, kan deze ambtenaren niet persoonlijk worden
verweten, mede omdat SSO niet onder hun verantwoordelijkheid valt.
3.4 Het spreekt voor zich dat het uitvoeren van de salarisuitbetaling een taak is die niet alleen veel
verantwoordelijkheid met zich meebrengt, maar ook vraagt om een secure en zorgvuldige
aanpak. Dit rechtvaardigt echter niet dat verzoekster al meer dan drie jaar in onzekerheid
verkeert met betrekking tot de uitbetaling van haar loon. De overheid handelt daarmee in strijd
met het vereiste dat zij voortvarend en slagvaardig dient op te treden. Dat verzoeksters loon
kennelijk niet is uitbetaald vanwege de wijze waarop informatie technisch is ingevoerd in het
betaalsysteem van SSO, maakt dit niet anders. Verzoekster is over deze technische
belemmering bovendien niet geïnformeerd, ondanks haar herhaalde pogingen en ondanks de
verplichting van de overheid om tijdig en adequaat te communiceren.
3.5 De Ombudsman concludeert dat de afhankelijkheid van het Ministerie van GMN van het
Ministerie van BPD bij de uitvoering van de salarisuitbetaling de voornaamste oorzaak is
geweest van het uitblijven van de betaling van verzoeksters volledige loon over de periode
van 17 november 2021 tot en met 20 januari 2022.
3.6 Ter aanvulling op het voorgaande merkt de Ombudsman op dat, hoewel SSO niet onder het
Ministerie van GMN ressorteert, van de Minister van GMN – als bestuurlijk
eindverantwoordelijke – mocht worden verwacht dat hij of zij na december 2022 concrete
stappen had genomen, dan wel had laten nemen, om zorg te dragen voor de uitbetaling van
het volledige loon aan een medewerker die onder zijn of haar verantwoordelijkheid
werkzaamheden heeft verricht.
4. Oordeel
Op grond van het voorgaande oordeelt de Ombudsman dat de betrokken medewerkers van Human
Resources Management en de secretaris-generaal van het Ministerie van GMN – voor zover het hun
individuele handelen betreft – niet onbehoorlijk hebben gehandeld ten aanzien van de uitbetaling van
het loon van verzoekster voor de periode van 17 november 2021 tot en met 20 januari 2022. Het
verzoek wordt in zoverre ongegrond verklaard.
De Ombudsman oordeelt echter dat de overheid als geheel, en in het bijzonder de Minister van GMN
in zijn rol als bestuurlijk eindverantwoordelijke, onvoldoende voortvarend en slagvaardig heeft
opgetreden. In dat opzicht is sprake van onbehoorlijk overheidsoptreden.
 
5. Aanbeveling
De Ombudsman beveelt de Minister van GMN aan om, in overleg met de Minister van BPD, binnen zes
weken na dagtekening van dit rapport alsnog zorg te dragen voor de volledige uitbetaling van het loon
van verzoekster voor de werkzaamheden die zij heeft verricht in de periode van 17 november 2021 tot
en met 20 januari 2022 ten behoeve van het Ministerie van GMN.
 
Willemstad, 20 juni 2025
 
De Ombudsman van Curaçao,
 
K.R. Concincion